Terug naar het overzicht

Bedrijven zoeken dringend ruimte

Bedrijven hebben ruimte nodig om te kunnen ondernemen. Vlaanderen heeft ruimte te weinig. Het wordt hoog tijd dat de Vlaamse overheid haar eigen regeerakkoord uitvoert en bedrijfsruimte schept. Met een nieuwe cijfermethode, ROTO of ‘Ruimte om te ondernemen’, rekent Voka na hoeveel ruimte nodig is, waar plaats gevonden kan worden en welke economisch interessante locaties politiek en maatschappelijk haalbaar zijn. Voka-studie inventariseert tekort aan bedrijventerreinen Er is een nijpend tekort aan bedrijventerreinen in Vlaanderen, vooral in de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant, op de economisch zo belangrijke as Antwerpen-Brussel. De schaarste is niet in heel Vlaanderen even voelbaar, maar ze is er wel overal. De Vlaamse overheid heeft in haar regeerakkoord de intentie uitgesproken om tegen 2007 voldoende bedrijfsruimte vrij te maken, maar ze kan die doelstelling, 7.000 hectaren, onmogelijk nog halen. Het tekort is bovendien structureel: we hebben geen ‘IJzeren Voorraad’ aan bedrijventerreinen, en erger, er wordt er ook geen opgebouwd. Rik Menten, adviseur ruimtelijke ordening bij Voka: “In Vlaanderen heeft men wel de intentie om die te operationaliseren, maar men heeft het tot nu toe niet gedaan.” Die IJzeren Voorraad zou 2.341 hectaren groot moeten zijn. Maar om daaraan te geraken is een inhaalmanoeuvre nodig van 1.800 hectaren.Rik Menten maakt graag de vergelijking met huisvesting: “Indien er in Vlaanderen geen woningvoorraad was, dan zou niemand kunnen verhuizen voor er iemand op de stoep gezet werd. Is er geen bouwgrond, dan kan niemand bouwen. Als er niet op tijd grond bestemd wordt om te bouwen, dan komt er een tekort en stijgen de prijzen. Zonder voorraad kan je niet bouwen of verhuizen en wordt wonen onmogelijk.” Het wordt dus hard zoeken en moeilijk vinden voor bedrijven die een nieuwe stek willen, moeten verhuizen omdat ze zonevreemd zijn of voor ondernemingen die willen uitbreiden of starten. Reken daarbij de buitenlandse bedrijven die hier geen plaats vinden en uitwijken naar ons omliggende regio’s, en het wordt duidelijk dat ruimtegebrek de Vlaamse welvaart bedreigt. Is dat dan een pleidooi om de karige open landschappen vol te poten met fabriekshallen, diensten- en winkelcentra? Rik Menten: “Verre van. Om je een idee te geven: Vlaanderen is 1.300.000 hectaren groot. 800.000 hectaren zijn landbouwgrond, natuurgebied is goed voor 80.000 hectaren. We hebben maar 44.000 hectaren bedrijventerreinen, dat is ongeveer 4% van het geheel. En de IJzeren Voorraad die we nodig hebben vormt daar maar een fractie van.”Een deugdelijke IJzeren Voorraad is een buffer voor drie tot vijf jaar, voortdurend hernieuwbaar. “De overheid moet die niet allemaal onmiddellijk laten volbouwen. Dat doet niemand. Maar de IJzeren Voorraad moet bouwrijp zijn, klaar tegen de dag dat privé-investeerders interesse tonen en met centen over de brug willen komen. Dan moeten die bouwrijpe terreinen op zeer korte tijd in gebruik kunnen worden genomen. Zo werkt de overheid nu niet. Ze studeert tien jaar op terreinen die bedrijfsgeschikt zijn, om ze dan in één keer op de markt te gooien. Het voorraadsysteem dient om met mondjesmaat plaatsen voor ondernemingen te scheppen en ze op te leveren als er vraag naar is.” De IJzeren Voorraad komt bovenop de terreinen die de komende vijftien jaar nodig zullen zijn. Om die hoeveelheid te kunnen berekenen heeft Voka het ROTO-model ontwikkeld. ROTO is uniek om meer dan één reden. Nooit eerder zijn alle terreinen in kaart gebracht, die voor bedrijven interessant kunnen zijn. Bovendien zijn ze allemaal gescreend op politieke en maatschappelijke haalbaarheid. Dat heeft een lijst opgeleverd van 16.319 hectaren, verspreid over 250 plaatsen, die omgevormd kunnen worden tot bedrijventerrein. Maar ze zijn niet allemaal even economisch interessant of politiek en maatschappelijk haalbaar. Er zijn landbouwgronden bij, natuurgebieden, en sommige terreinen zijn moeilijk te ontsluiten. “Toch zijn er bij die zeer moeilijk haalbare plaatsen economische toplocaties”, zegt Rik Menten. “Neem nu Sint Gillis-Waas. Dat ligt in het voorportaal van de Antwerpse haven. De expresweg Antwerpen-Knokke loopt er op nauwelijks tien kilometer vandaan. Dat is optimale bereikbaarheid op Europees niveau. Maar omdat het geen stedelijk gebied is, wil de provincie het geen economische bestemming geven. Wij vragen om genuanceerder te denken over die open ruimte. Vandaag is daar niets mogelijk. Veel van onze toplocaties liggen in economisch interessante gebieden in open ruimtes. In onze studie hebben wij er rekening mee gehouden dat die 250 toplocaties duidelijk afgebakend moeten worden, met een bufferzone, als ze grenzen aan een waardevol natuur- of landbouwgebied. De ontsluiting moet op een groene manier gebeuren. Vrachtwagens door een kleine woonkern laten denderen, dat kan natuurlijk ook niet.” Ondernemingen hebben nood aan infrastructuur. Eén vijfde van de bedrijven, goed voor 15% van de werkgelegenheid, kiest voor een goed ontsloten plek in of nabij een stad. Een tweede groep ondernemingen wil zich liever vestigen in een agglomeratie, nauw verbonden met een luchthaven of een HST-lijn, en dicht bij wetenschapscentra. Dat geldt voor 10% van de bedrijven. Zij staan voor 21% van de werkgelegenheid. Nog eens 8% van de bedrijven, met 23% van de werkgelegenheid, zoekt een bedrijventerrein op in de buurt van een agglomeratie. Het zijn meestal grote bedrijven, die veel belang hechten aan een snelle verbinding met een haven of andere grote transportassen. De grootste groep bedrijven tenslotte, 36% en 27% werkgelegenheid, zoekt heel doelgericht naar een ruimte naast een steen- of een snelweg en buiten de agglomeratie. Rik Menten: “Elk bedrijf kiest eerst voor autobereikbaarheid. Plaatsen worden nog interessanter als ze ook nog eens vlakbij een lucht- of een zeehaven liggen, aan een spoorweg of een kanaal.” Oude, bestaande terreinen kunnen wel een nieuwe economische bestemming krijgen, maar vaak vragen ze eerst een grondige herstructurering en een dure en ingewikkelde sanering. Rik Menten: “Vaak is hun ligging niet meer interessant. Het is niet omdat zich daar vroeger een industrie heeft ontwikkeld, dat ze nog economische kwaliteiten hebben. Bovendien maken ze maar 10, hooguit 15% uit van de noodzakelijke bedrijvenruimte.”Uiteindelijk blijven er maar 5.176 hectaren over die, economisch, politiek en maatschappelijk haalbaar, door ondernemingen kunnen worden ingenomen. Volgens de ROTO-berekening zal Vlaanderen 10.336 hectaren nodig hebben tegen 2021, bovenop de IJzeren Voorraad, die niet onder zijn peil mag zakken. Voka vraagt dat de Vlaamse overheid haar beleid daarop afstemt. “De overheid is toe aan haar volgende planperiode. Ons aanbod komt dus op een goed tijdstip. Veel maatschappelijke geledingen claimen ruimte. De landbouw beroept zich op ‘zijn’ minister-president Leterme, de natuurjongens zien het Structuurplan Vlaanderen eigenlijk als een verworvenheid. Voka verwacht toch een gedeeltelijke bijstelling vanuit een economische logica. Met minimale decretale aanpassingen kan de overheid een ruimtemonitor installeren. Die moet objectief en wetenschappelijk vastleggen hoeveel bouwrijpe en hoeveel bestemde terreinen er zijn, en als knipperlicht werken als de IJzeren Voorraad onder zijn drempelwaarde duikt.” Dan geeft de ruimtemonitor een dwingend signaal om bestemde terreinen meteen bouwrijp te maken. Dat gebeurt door een Ruimtelijk Planbureau, op te richten naar Nederlands voorbeeld. Het bepaalt welke terreinen geschikt zijn en inventariseert die in een atlas van economische zoeklocaties.